Bij MS-patiënten wordt de werking van verschillende zenuwbanen in het CZS verstoord. Een van de voornaamste kenmerken van de ziekte is demyelinisatie, en dat symptoom wordt zeer snel gevolgd door een beschadiging van de zenuwvezels (axonopathie). In de acute fase wordt de impulsgeleiding geblokkeerd, wat de overdracht van zenuwprikkels vertraagt, en het is moeilijk om de beschadiging van de zenuwvezels te detecteren. Aangezien de impulsgeleiding verandert in de tijd, kunnen we met bepaalde zaken rekening houden. Dankzij neurofysiologische technieken (event-related potentials, of ERP’s) kunnen we parameters meten om de impulsgeleiding te analyseren in verschillende centrale zenuwbanen, zowel afferente (richting de hersenschors) als efferente (richting het ruggenmerg).
In de afgelopen jaren werden behandelingen getest op mensen met medicijnen die de zenuwen kunnen beschermen of die
zenuwvezels die beschadigd zijn door het ontstekingsproces, kunnen remyeliniseren. Deze tests zijn het resultaat van studies op dieren die inflammatoire of niet-inflammatoire demyelinisatie vertoonden. Door de ontsteking te remmen met de medicijnen waarover we vandaag reeds beschikken, zal een natuurlijke
remyelinisatie plaatsvinden, wat kan verklaren waarom de werking van het zenuwstelsel deels zal verbeteren.
Er zijn erg veel parameters die een invloed hebben op de nauwkeurigheid van de meettechnieken die gebruikmaken van ERP’s.
Om deze methodiek in de praktijk toe te passen op een groep patiënten met ontstekingsletsels waarvan de ernst en de locatie sterk kunnen variëren, moet ze gestandaardiseerd worden.
In theorie zouden we alle neurofysiologische onderzoeksmethodes kunnen gebruiken om remyelinisatie te meten. Maar hoe ingewikkelder de uitgeteste methode en hoe meer mogelijk aangetaste niveaus van het zenuwstelsel in acht worden genomen (hersenen, hersenstam, ruggenmerg), hoe groter de kans dat de resultaten zo variabel zijn dat het onderzoek geen reële voordelen oplevert voor individuele patiënten.
Daarom worden vooral de optische zenuwbanen onderzocht om remyelinisatie te meten, want die worden erg vaak aangetast bij MS.
De ziekte kan de oogzenuw zelf hebben aangetast, maar ook de zenuwbanen die ermee verbonden zijn (de gezichtsstraling).
Deze ERP’s zijn een van de eerste die meer dan 50 jaar geleden werden geobserveerd. Hiermee kunnen we registreren welke elektrische reacties er in de occipitale kwab plaatsvinden wanneer het netvlies op een eenvoudige manier wordt gestimuleerd in een klein deel van het gezichtsveld. Dankzij de recentere multifocale ERP’s (mfERP’s) kunnen we veel nauwkeurigere metingen uitvoeren, omdat we een groter deel van het gezichtsveld kunnen stimuleren en de activiteit in de occipitale kwab veel beter kunnen kwantificeren. MfERP’s werden reeds gebruikt in bepaalde studies waarbij de impact van remyelinisatiestimulerende medicijnen werd gemeten.
Opicinumab (een LINGO-1-remmer die de ontwikkeling van oligodendrocyten tegenhoudt) vertoonde deels gunstige resultaten via deze techniek.
Ook Clemastine (een antihistaminicum) bleek een positief effect te hebben op de remyelinisatie van optische zenuwbanen op basis van neurofysiologische meettechnieken.
Er zijn onderzoeken aan de gang rond verschillende strategieën om remyelinisatie te stimuleren (VISIONARY-MS voert tests uit met nanodeeltjes en CCMR test de combinatie van Metformine en Clemastine) bij patiënten met chronische letsels veroorzaakt door MS.
Het is belangrijk om een onderscheid te maken tussen de reactie van het CZS op acute aandoeningen (zoals een zenuwontsteking) en chronische situaties. De farmacokinetiek van een medicijn is een cruciale factor om in acht te nemen wanneer we analyseren welk effect het heeft in de beginfase, aangezien het werkingsmechanisme volledig anders kan zijn in chronische, onveranderlijke situaties.
In de toekomst zullen we waarschijnlijk verschillende meettechnieken (functionele en neurofysiologische metingen, maar ook scans) moeten combineren om een beter beeld te krijgen van de werkelijke impact van medicijnen die het CZS helpen te herstellen.
Om samen te vatten zijn neurofysiologische technieken vandaag erg nuttig om functionele storingen te meten die gelinkt zijn aan letsels veroorzaakt door MS. Met deze technieken kunnen storingen in de impulsgeleiding in verschillende zenuwbanen worden gekwantificeerd. Optische zenuwimpulsen zijn het eenvoudigst te onderzoeken en bewezen hun nut tijdens tests met medicijnen die remyelinisatie kunnen stimuleren.
Professor Dominique Dive, UZ Sart-Tilman, Luik