Online gift

Diagnostiek: een bloedafname als indicator

We komen evenwel steeds korter bij het moment waarop een betere individuele prognose van MS mogelijk zal worden op basis van een bloedafname! Op zoek naar een bloedmarker voor de progressieve vorm van MS: het voorbeeld van de lichte keten van de neurofilamenten (NfL).

Bij een inflammatoire opflakkering van de ziekte zijn bij cerebrale of medullaire magnetische resonantie goed afgebakende laesies zichtbaar die de intraveneus ingespoten contraststof vasthouden. De ontsteking veroorzaakt een doorbreking van de bloed-hersenbarrière en deze actieve laesies houden de contraststof vast. Ze kunnen gepaard gaan met nieuwe klinische tekenen en dus aanleiding geven tot een klinische opflakkering van de ziekte, of in alle stilte opduiken in zones die geen gemakkelijk herkenbare externe symptomen veroorzaken.

De ontsteking veroorzaakt eerst en vooral een afbraak van de membranen en dus van het supermembraan. In vele gevallen kan de ontsteking echter vrij hevig zijn en doorbreekt ze ook de zenuwvezel (axon) binnen in de schede. Deze zenuwvezel wordt dus ”doorgesneden” en de eiwitinhoud ervan kan opnieuw worden vrijgegeven in het extracellulaire vocht, vervolgens worden afgevoerd door de cerebrospinale vloeistof om uiteindelijk in de bloedsomloop terecht te komen. Dit is met name het geval voor de lichte keten van de molecule van de neurofilamenten (NfL), die specifiek is voor axonen.

  • Met heel recente technieken, die 1000 keer gevoeliger zijn dan die uit de jaren ‘80, is het nu mogelijk om rechtstreeks in de bloedsomloop de eiwitten van de neurofilamenten te doseren en in het bijzonder de lichte keten die afgekort NfL wordt genoemd. Verscheidene studies hebben aangetoond dat de NfL-concentratie in het bloed recht evenredig is met die in de cerebrospinale vloeistof: er is dus geen lumbale punctie meer nodig voor de dosering!
  • Een recente studie (maart 2019) verschaft ons opheldering over het heel interessante potentieel van de systematische dosering van dit NfL-eiwit bij MS-patiënten. Ze werd uitgevoerd op basis van bloedafnames verkregen tijdens 2 klinische proeven met een placebogroep of met een groep die werd behandeld met interferon, vergeleken met een groep behandeld met fingolimod (Gilenya©). Ook werden gelijktijdig controlepersonen geanalyseerd.
Hieruit kunnen 5 belangrijke lessen worden getrokken:
  1. de NfL-concentratie in het bloed was vóór de aanvang van de klinische proef nagenoeg 2 keer hoger bij de MS-patiënten dan bij de controlepersonen.
  2. de NfL-concentratie in het bloed vóór het begin van de behandeling correleerde met het totale aantal bij de magnetische resonantie vastgestelde laesies en met het aantal actieve laesies die de contraststof vasthielden.
  3. de NfL-concentratie vóór de aanvang van de klinische proef voorspelde de concentratie op het einde van de studie, 1 of 2 jaar later.
  4. een hoge NfL-concentratie bij het begin van de studie voorspelde een frequenter voorkomen van nieuwe laesies en nieuwe opflakkeringen, een meer uitgesproken hersenatrofie en een grotere toename van de handicap.
  5. na 6 maanden behandeling en tijdens het verdere verloop ervan verlaagde fingolimod de NfL-concentratie in het bloed.

Deze marker is uiteraard niet specifiek voor MS, want bij elke ziekte met degeneratie van de zenuwvezels, zoals amyotrofische laterale sclerose, hersentromboses, de ziekte van Alzheimer,… kan een toename van NfL worden waargenomen. Het is evenwel zo dat in het strikte kader van MS deze dosering, die hopelijk zal worden veralgemeend in de komende 2 of 3 jaar, het mogelijk maakt om personen met het risico op een evolutieve en handicaperende aandoening te identificeren, en de personen met een goede respons op een specifiek behandelingstype te herkennen. Want bij de “personen met een goede respons” zou de NfL-concentratie in het bloed normaal moeten worden en vergelijkbaar met die van personen zonder neurologische aandoening. Voordat zo’n test echter beschikbaar wordt, zal het nodig zijn de techniek bij te stellen, de robuustheid en reproduceerbaarheid ervan te controleren en referentiewaarden vast te leggen. We komen evenwel steeds korter bij het moment waarop een betere individuele prognose van MS mogelijk zal worden op basis van een bloedafname!

Prof. Dr. Christian Sindic