Online gift

De gevaarlijke relatie tussen het Epstein-Barrvirus (EBV) en multiple sclerose

Wat we al wisten

 

Het EBV-virus behoort tot de familie van de herpesvirussen (orale herpes, genitale herpes, waterpokken, gordelroos, ...). We dragen het over via speekseldruppels. De infectie is over het algemeen asymptomatisch. In zeldzame gevallen manifesteert de primaire infectie zich als besmettelijke mononucleose met koorts, een virale keelontsteking en gezwollen lymfeklieren als symptomen. Wie een besmettelijke mononucleose krijgt, loopt driemaal meer risico om later MS te ontwikkelen. Op volwassen leeftijd heeft 95 % van de bevolking antilichamen tegen het EBV, bij MS-patiënten is dat bijna 100 %. Een bepaald type antilichaam, anti-EBNA (Epstein-Barr Nuclear Antigen), is in een hogere concentratie aanwezig bij MS-patiënten. Die hogere concentratie zou in verband kunnen worden gebracht met meer zichtbare actieve letsels op een hersen-MRI. Bij alle mensen die besmet zijn met het EBV (MS of niet), blijft het net als andere herpesvirussen voor onbepaalde tijd in het lichaam zitten. EBV infecteert B-lymfocyten en net in die cellen wordt het virus latent. De aanwezigheid van het virus of van virale eiwitten in lymfocyten in de hersenen van MS-patiënten is omstreden: sommige studies bevestigen die aanwezigheid, andere beweren dat het zelden wordt waargenomen en niet rechtstreeks bijdraagt aan demyeliniserende hersenletsels.

 

Wat deze nieuwe studie ons leert (gepubliceerd in Science op 13/01/2022)

 

De studie werd uitgevoerd door het team van professor Alberto Ascherio, een internationaal gerenommeerde specialist in de epidemiologie van MS. Nooit eerder vond een studie van deze omvang plaats, gespreid over een periode van 20 jaar (1993-2013) en met bloedstalen van 10 miljoen jongvolwassenen die in het Amerikaanse leger actief zijn. Om de 2 jaar werd bij iedereen bloed geprikt om te testen op een HIV-besmetting (aidsvirus). De overtollige bloedstalen werden bewaard in een biobank met meer dan 62 miljoen stalen. De militaire populatie uit deze studie bestond voor 67 % uit mannen en voor 33 % uit vrouwen. Het ging om een jonge populatie, aangezien 78 % jonger was dan 26 jaar. De meerderheid van de proefpersonen was wit (60 %), een significant aantal zwart (28 %). Binnen deze populatie testte 5,3 % van de proefpersonen negatief op EBV-antilichamen bij de eerste bloedafname. Bij 955 mensen werd MS vastgesteld en bij 801 van hen waren er al bloedstalen genomen vóór de ziekte zich manifesteerde. Van die 801 patiënten hadden 35 geen EBV-antilichamen in hun eerste bloedstaal en testten 34 positief bij een tweede of derde bloedafname vóór de eerste MS-symptomen. Er werd berekend dat MS gemiddeld 7,5 jaar na het opduiken van EBV-antilichamen in het bloed wordt vastgesteld, met een interval van 2 tot 15 jaar. De tests op HIV bleven altijd seronegatief, terwijl het risico op het ontwikkelen van MS na vaststelling van antilichamen tegen EBV 32 maal groter is. De studie toonde bovendien aan dat de neurofilamentspiegel in het bloed al toenam in het tijdsinterval tussen de seroconversie en de eerste klinische verschijnselen, NOOIT vóór er antilichamen tegen EBV werden vastgesteld. Verhoogde neurofilamenten zijn een bewijs dat de ziekte sluimerend aanwezig is. Slechts één van de 801 MS-patiënten bleef EBV-seronegatief (zonder opspoorbare antilichamen).

Veiligheidshalve werd het EBV vergeleken met het cytomegalovirus, dat ook via speekseldruppels wordt overgedragen. Er bleek geen toename van het risico op MS bij mensen die positief testten op antilichamen tegen het cytomegalovirus, in tegenstelling dus tot wat werd waargenomen voor het EBV-virus.

 

Wat we nog altijd niet weten

 

Een infectie met het EBV-virus vormt dus een belangrijke factor, die noodzakelijk is, maar onvoldoende voor het risico om MS te ontwikkelen. Deze factor is wel veel belangrijker dan alle andere reeds bekende factoren zoals een tekort aan vitamine D, roken, zwaarlijvigheid en het susceptibiliteitsgen HLA-DR15 (dit vergroot het risico op MS slechts met een factor 3). Over het mechanisme of de mechanismen waardoor het EBV-virus, dat in de B-lymfocyten van genetisch vatbare personen latent is geworden, de ziekte veroorzaakt, tasten we nog altijd in het duister. Hoe ontregelt de latente aanwezigheid van dit virus het immuunsysteem en veroorzaakt het autoimmuniteit tegen hersen- en myeline-antigenen? We weten dat onze huidige behandelingen de proliferatie van B-lymfocyten waarin het virus latent aanwezig is, vernietigen of verhinderen, en bovendien een gedeeltelijk effect hebben op de progressie van de ziekte. We hebben echter nog een hele weg te gaan om te achterhalen welke rol het EBV-virus precies speelt. Mogelijk voorkomt vaccinatie bij kinderen en/of prepubers een EBV-infectie en uiteindelijk de ontwikkeling van MS. Een hypothese die we kunnen testen met een EBV-vaccin, maar dat bestaat vandaag nog niet.

 

Professor Christian Sindic

Voorzitter van de Charcot Stichting

26.01.22